Leven uit geloofsvertrouwen

Onze heerlijke God weet de zijnen door verdrukking heen op te heffen naar Hem. Zo ook Habakuk, een profeet, een mens zoals wij, die tot God schreeuwt vanwege het geweld der Assyriërs. God antwoordt: “Ik doe een werk in uw dagen, dat je niet zult geloven als een ander je dat zou vertellen. Ik verwek de Chaldeeën, die jouw belager zal overwinnen”. Habakuk vertrouwt God en zegt: “U hebt het volk dat ons belaagt, bestemd om uw volk te tuchtigen”. En later zegt God: “Spoedig wordt mijn woord vervuld; en de rechtvaardige zal door zijn geloof leven” (Hab.2:4). Dit woord doet Habakuk Gods grootheid zien, dat hij uit in een geloofslied aan het slot. Herkent U hierin iets van uw eigen geloof?

Habakuk -zijn naam betekent: “hij die van harte liefheeft”- is een warm mens die zeer betrokken is bij zaken die in de wereld gebeuren met betrekking tot zijn volk. Hij is werkzaam in de tempel, waar hij ook Gods woord en zijn openbaring ontvangt.

Pas na Gods tweede antwoord aan hem, dat zijn woord spoedig vervuld zal worden en dat de rechtvaardige uit het geloof zal leven, worden zijn harte-ogen geopend en aanschouwt hij Gods heerlijkheid. Het Licht van God gaat op in zijn hart dat verduisterd was door vele zorgen en overleggingen. Nu ziet en geloofd de profeet dat de aarde vol zal zijn van de kennis van Gods grootheid en heerlijkheid (Hab. 2:14). En ziet hij hoe God optreedt tegen alle ongerechtigheid die zijn aarde teistert en dat Hij uittrekt tot redding van zijn volk (3:13).

De woorden die God spreekt tegen Habakuk zijn 650 jaar later (en ook heden) nog uiterst actueel. Het boek verhaalt dus niet alleen ‘de dingen van toen’.

Paulus haalt in Handelingen (13:41) tijdens een prediking in Antiochië in Pisidië (Klein Azië) gedurende zijn eerste zendingsreis, een woord aan, dat ooit gericht was aan Habakuk : Ziet dan toe, dat u niet overkomt, wat in de profeten gezegd is: “Kijk, spotters, sta verbaasd en ga te gronde, want Ik zal in jullie tijd een daad stellen, iets dat je niet zult geloven als het je wordt verteld”(zie Hab.1:5).

En datzelfde geldt nog meer voor dat woord uit Hab. 2:4: ‘De rechtvaardige zal uit zijn geloof leven’. De apostel Paulus citeert dit woord in het begin van zijn brief aan de Romeinen (1:17) en later ook in zijn brief aan de Galaten (2:16) het huidige West-Turkije. Ook de Hebreeënschrijver haalt deze belangrijke tekst van de “kleine” profeet aan, wanneer hij spreekt over de volharding in het geloof (10:38).

Habakuk beschrijft op niet mis te verstane wijze Gods handelen met de wetteloze tegenstanders van God en zijn volk: “Grimmig schrijdt U voort over de aarde, volken vertrapt u in toorn. Om uw eigen volk te redden trekt U uit, tot redding van uw gezalfde. Het dak van de wetteloze slaat U stuk, U legt de fundamenten bloot tot de laatste steen” (3:12,13).

Als Habakuk dit hoort en ziet, beeft hij vanbinnen, en staat hij te trillen op zijn benen, maar spreekt: “Toch zal ik rustig afwachten de dag der benauwdheid wanneer die aanbreken zal voor het volk dat met benden ons aanvalt.

En dan, die schitterende woorden van onze profeet, waarin hij zijn vertrouwen in God belijdt en Hij ook onder deze omstandigheden zal juichen voor de Heer en jubelen voor de God van zijn heil (3:18).

Wat groots dat wij -mét Habakuk- die aarde die vol van Gods kennis en heerlijkheid is mogen zien met onze hartogen? Sprak Jezus niet dat het zal worden één kudde en één herder? (Joh.10:16) En sprak Petrus niet van een koninklijk priesterschap en een heilige natie, een volk dat Gods eigendom is? (1Petr.2:9) En sprak Jesaja niet over een (eeuwige) nieuwe hemel en een nieuwe aarde? (Jes.66:22). Goed om met elkaar hier eens onze gedachten over te laten gaan; ook om te horen wat dit betekent voor ons samenzijn en voor onze omgang met ‘anders’ denkenden. En onze toekomstvisie.

Kerntekst

Heer van de hemelse machten, gelukkig de mens die op U vertrouwt.

Psalm 84:13.

Lied.

Al zou de vijgenboom niet bloeien,

geen opbrengst aan de wijnstok zijn,

nochtans zal’ k juichen in de Here,

Hij doet mij op mijn hoogten gaan.

Uit Hab.3:18,19.

Gebed.

Vader, wat bent U toch een machtige God, een Vader die zijn kinderen, zijn volk verlost van de boze, en tevens grote blijdschap en jubel in de harten van de uwen bereidt. Wij zegenen uw naam in ons midden.