Dicht bij Hem.

Wist U dat God onze Vader graag heel dicht bij u en mij wil zijn? Hij heeft er zelfs zijn Zoon Jezus voor over, om de verbroken relatie tussen Hem en de mens te herstellen én te volmaken. Daarbij gebruikt God ook zijn lichaam, de gemeente. Dat zien we bij de apostel Paulus, die, hoewel gevangen in Rome, God onophoudelijk dankt en bidt voor de gelovigen in Efeze wanneer hij hoort van hun geloof in Jezus en hun liefde voor alle broeders en zusters. Waarom? ‘Opdat hun Vader hen een Geest van wijsheid en openbaring zal schenken, met verlichte harte-ogen. Waartoe? “Om Hem recht te kennen” (Ef.4:17), en zo veel meer in zijn liefde dichtbij te zijn.

Wat prachtig en van God gegeven dat er mensen zijn zoals Paulus, die met voorbijzien aan de eigen situatie Gods verlangen naar zijn mensen op het oog heeft. En het is God Zelf die Paulus geroepen en gevormd heeft tot die zeer belangrijke medewerker in zijn Koninkrijk. Wat prachtig dat zo het goede bij mensen in Efeze kan worden gevolgd door het betere, het volkomene; en zo zijn geliefden deel doet hebben aan Gods heerlijkheid, waardoor hun hart niet alleen gericht is op Gods’ dienst aan anderen maar bovenal en allereerst aan -zoals Paulus dit noemt- de Vader der heerlijkheid en zijn Zoon Jezus Christus, die ons de Vader doet kennen (Joh.1:18).
Daartoe zijn Gods mensen ook geroepen: om dicht bij Hem en bij Christus te zijn en zich niet te verliezen in mensen of situaties. Hoe goed ook bedoeld.
Boven alles zal ons hart vervuld mogen zijn van “de heerlijkheid van zijn erfenis bij de heiligen”. Vol van Gods belofte, zijn heilige Geest, die ons hart doet opspringen van blijdschap. We leven en wonen en worden gedragen door Hem Christus in het midden van zijn gemeente, zijn heiligen, waar Gods opstandingskracht de volle ruimte heeft.(Ef.1:18).

De apostel Johannes vermeldt ons ook dat verlangen van Christus aan het dichtbij-Hem-zijn, wanneer Hij, te midden van de zijnen, aan het eind van het hogepriesterlijke gebed bidt: “Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt-Ik wil, dat, waar Ik ben, ook zij, mijn leerlingen, bij Mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij geschonken hebt.” (Joh.17:24)
God heeft ons geroepen om bij Hem te zijn en zijn heerlijkheid te aanschouwen, met onze door Hem verlichte ogen van het hart. En Hem te kennen, en ons met Hem te vereenzelvigen. Wat een heerlijke roeping! Dicht bij Hem zijn en verrukt zijn van zijn grootheid en luister. Wat prachtig om met een hart dat vervuld is van Hem, anderen te mogen ontmoeten en te dienen. We zijn immers een koninklijk priesterschap, Gods eigen volk, bestemd om met ons leven de grote daden te verkondigen van Hem, die ons uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht (1 Petr.2:9,10).
Onze plaats in ons leven is dus daar, waar Christus is. Een nog koninklijker plaats is er niet; noch in de hemel noch op de aarde. Daar zullen we helemaal ‘thuis’ zijn. Dicht bij Hem onze Heer.

Lied.
Uit de Hervormde Liedbundel: Gezang 223:1

Als ik Hem maar kenne, Hem de mijne weet,
als mijn hart zich Hem gewenne, nimmermeer zijn trouw vergeet,
vrees ik niet voor lijden, voel slechts, deemoed, liefde en verblijden.

Kerntekst.
En houdt dit voor ogen: Ik, Christus, ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.
(Mattheüs 28:20-b).

Gebed.
Wat uitnemend bent U o Heer, dat U ons roept om dichtbij U te zijn. Dat is ook uw verlangen, dat wij uw heerlijkheid, uw grootheid steeds voor ogen zullen hebben. Schenk ons steeds weer die harte-ogen, waarmee we U én anderen mogen zien. Op uw wijze. Amen.