Zoek eerst het Koninkrijk van God (Matt.6:33).

Wat een fundamentele uitspraak van onze Heer aan zijn navolgers! Elders zegt Jezus: “Wie vader of moeder, zoon of dochter, liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig. En wie zijn (eigen) leven vindt zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden” (10: 37-39). Ik heb ontdekt dat als we door Gods Geest, aan Christus de eerste plaats in ons leven geven, veel zaken in ons leven pas echt goed tot hun recht komen. En wij er zelf  niet meer zo druk mee bezig hoeven zijn. 
Graag wil ik deze belangrijke uitspraak van Jezus toelichten aan de hand van het getuigenis van de mens David, de koning van Israël, die in zijn leven en zijn psalmen getuigt van zijn persoonlijke omgang met God, die Hij steeds de eerste plaats zoekt te geven. 
In psalm 27:4 en 5 getuigt hij daarvan. Ook in het volgende lied.
Eén ding heb ik gevraagd van de Heer, en dat is al mijn verlangen:
te wonen in het huis van de Heer, iedere dag, iedere dag van mijn leven.
Refrein:

Om de lieflijkheid van de Heer, te aanschouwen in de tempel,  2x

Want ten dage van dreiging, zal Hij mij bij zich doen schuilen.

In het verborgene van zijn tent, verbergt Hij mij, Hij plaatst mij hoog op een rots.
Refrein:
David was welgevallig voor zijn God. De kracht van zijn getuigenis toont hij in Psalm 27:4, 5: Eén ding heb ik van de Heer gevraagd en dat is al mijn verlangen. Geen waslijst van zaken waar hij hulp bij nodig heeft, maar slechts één ding is van het belang: nabij God te (ver-)blijven om zijn liefelijkheid, zijn liefde, met zijn hele hart te aanschouwen. 
Een liefdesrelatie zoals God dat bedoelt. Een hartezaak, ook voor ons, omdat Gods Koninkrijk nabij is en in ons binnenste woning zoekt te maken.
Dat ‘aanschouwen’ zien wij ook in het  in het Hogepriesterlijk gebed van Jezus (Joh.17:24). 
“Vader, hetgeen Gij Mij gegeven hebt, Ik wil, dat waar Ik ben, ook zij bij mij zijn, om mijn heerlijkheid te aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, want Gij hebt Mij liefgehad vóór de grondlegging der wereld.
David laat zo duidelijk zien dat het geloof in God en Gods Koninkrijk te maken heeft met die vertrouwelijke, persoonlijke omgang met onze Heer waarin gerechtigheid, vrede en blijdschap samengaan.
Tal van psalmen van David getuigen van Gods koninkrijk en zijn gerechtigheid: “Maar ik zal in gerechtigheid uw aangezicht aanschouwen.” (Ps.17:15). En ook de blijdschap van Gods koninkrijk wordt door David uitgedrukt in veel psalmen, die over de gehele wereld gezongen worden: “Ik wil in zijn tent offeren offers met geschal, ik wil zingen, ja psalmzingen de Here”, (Ps.27:6).
Kerntekst. 
Het koninkrijk Gods bestaat niet in woorden maar in kracht. (1Cor.4:20).
Gebed.
Almachtige en heerlijke God.
Uw grootheid en goedheid is niet te overzien en ook niet in woorden uit te drukken.
Al lezend, biddend en luisterend naar uw woord, ervaren we uw leven in ons binnenste.
Iets dat te maken heeft met het Koninkrijk van Gods liefde. Met een liefdesmacht die zelfs zijn Zoon Jezus Christus opgeofferd heeft tot ons behoud. Heer U verlangt naar ons en ziet naar ons uit. U bent echt onze Vader. En wij, Vader, willen U zeggen: “Hier zijn wij om uw wil te doen”.  U heeft ons tevoren gekend, en ook tevoren bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld van uw Zoon. Wij zegenen uw naam in ons midden. Moge uw Geest ook in onze harten, vele harten in beweging zetten. Om Jezus wil. Amen.