Als een kind

Wanneer Jezus zijn discipelen voor de tweede maal zijn lijden en sterven aankondigt, gaan zijn leerlingen redetwisten over de vraag wie van hen de grootste zal zijn in zijn plaats, als Jezus er niet meer is. Wanneer onze Heer die strijd onder de zijnen bemerkt, plaatst Hij een klein kind in hun midden, omarmt het en spreekt tot hen dat uiterst belangrijke woord: “Indien iemand de eerste wil zijn, moet hij de minste van allemaal willen zijn en ieders dienaar en wie één van deze kinderen ontvangt in mijn naam, die ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt, ontvangt niet Mij maar Hem, die Mij gezonden heeft. (Mark. 9:30-37).

Wat wonderlijk toch. Wanneer Jezus op weg met de zijnen naar Jeruzalem gaat en spreekt over zijn uitlevering, dood en opstanding, durven zijn leerlingen Hem hierover geen van allen vragen te stellen. Geen vragen of woorden van medeleven, of betrokkenheid, maar wel bezig zijn met zichzelf en twisten over de vraag wie van hen de grootste is (als Jezus er niet meer zal zijn). Jezus klaagt daar niet over, maar geeft hen aanschouwelijk onderwijs. Hij plaatst een klein kind in hun midden dat Hij omhelst en spreekt: “Wie één van deze kinderen ontvangt, ontvangt Mij” Wat een schitterende, maar ook revolutionaire uitspraak! Wanneer we onze Heer navolgen en de minste willen zijn, zullen we net zo kunnen zien als Christus, en Hem in de ander ontdekken en ons verblijden. Ja, sterker nog, als we Hem zo in die ander gewaarworden, zien we God, onze Vader de schepper van al dat moois, van dat kleinood in dat kleintje, en eren wij Hem.
De minste durven zijn, om als christen het kleinood, dat prachtige van Godswege, in die ander -ook wanneer die ander groter en volwassen wordt- te ontdekken, te ontvangen én te koesteren en zo ook te beschermen en zo te dienen. Duidelijke correcties horen daar ook bij. Het moge duidelijk zijn dat de opvoeding van onze kinderen niet zozeer gericht zal zijn op de buitenkant, het uiterlijk gedrag, maar juist op het innerlijk leven van hen die aan onze zorg zijn toevertrouwd. Onze omgang met anderen vraagt dus om veel geloofsvertrouwen in ons leven voor Hem, onze Heer, die dezelfde -verborgen- omgang met ons persoonlijk wil onderhouden.
Hoe belangrijk de minste te willen zijn en God in de ander te herkennen, doordat we gaan zien met Gods ogen. We lezen dat ook in Matteüs 18: 1-3, waar zijn discipelen Hem vragen wie eigenlijk de grootste is in het koninkrijk der hemelen en Hij hen streng toespreekt: ” Voorwaar, wanneer jullie je niet bekeert en wordt als de kinderen zullen jullie het koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan”. En elders: Wie één van deze kleinen, die Mij vertrouwen tot zonde verleidt, dient eigenlijk met een molensteen om zijn hals verzwolgen te worden in de diepte der zee (Mark.9:42).
Dat geloof, of beter geloofsvertrouwen, daar gaat het om. God de Vader is in zijn volmaaktheid ook klein. Hij zoekt ook die verborgen omgang met ons (Ps. 25:14). Hij heeft ons vertrouwen in Hem en zijn liefde voor Hem nodig. Hij wil met ons samenwerken; Hij wil niet alles alleen doen maar met ons de ander dienen.
Zijn wij niet Gods ambassadeurs, zijn vertegenwoordigers of zaakgelastigden (Gen.1:26), die naar zijn beeld geschapen zijn en namens en met Hem heerschappij voeren in zijn liefde en naar zijn bedoelingen?
Alles staat of valt met ons vertrouwen, of nog beter, geloofsvertrouwen in Hem. Als een kind, dat zo onherroepelijk en vanzelfsprekend op zijn Vader vertrouwt. Met zijn hele wezen.

Kerntekst.
Dient elkander, een ieder naar de genadegave, die hij ontvangen heeft,
als goede rentmeesters over de velerlei genade Gods.
(1 Petrus 4:10)

Lied.
Maar wie veracht de dag der kleine dingen?
Wie acht zich te groot,
voor ‘t allerkleinste Mij lof toe te zingen;
in mijn oog is ‘t kleine groot.

Want Ik, God openbaar Mij door het zwakke,
niet door kracht noch door geweld.
Wie klein wil zijn voor mijn aangezicht,
die noem Ik: sterke held.

Mijn hart is niet hovaardig in mij, Heer,
mijn ogen zijn niet trots.
Ik wandel niet in grootse dingen meer:
Gij bracht mijn ziel tot rust.

Nu zie ik juist uw grootheid Heer,
ik vertrouw in uw almacht.
Zorg voor mijn leven leg ik neer, )
omdat ik U verwacht. ) 2x

(Uit psalm 131:1 en Zacharia 4:10).

Gebed.
Geliefde en heerlijke Vader. U overlaadt ons niet met allerlei wetjes en verplichtingen, maar, geheel gratis, uit genade, mogen wij in Christus uw Zoon, leven en drinken uit de bron van levend water.
Wij willen klein zijn voor uw heilig aangezicht en zo oog hebben voor uw liefde in anderen; en kracht ontvangen om door uw heilige Geest anderen te dienen, naar de genadegave die U ons schenkt. Vader, vervult U ons met uw Heilige Geest.
Hoe groot bent U Heer!
Amen.