De eerste gemeente.

Wat prachtig dat Gods woord ons een indruk heeft nagelaten over de eerste gemeente. Gods verlangen komt door de heilige Geest openbaar in mensenharten, in plaats van in een tempel van steen. Dit is onuitsprekelijk groot!!
In het ‘Onze Vader’ gebed geeft zijn Zoon ons richtlijnen voor gebed en leven in deze door God geschapen nieuwe werkelijkheid met onze Heer.
Christus wordt echt zichtbaar in zijn lichaam, de Gemeente. David profeteert -met gejubel- dat God onder de mensen gaat wonen (Ps.132:14-16). In onze samenkomsten ervaren wij dit. Met blijdschap.
Het is indrukwekkend wat we lezen in “De Handelingen der Apostelen”. God schept naar zijn woord iets heel nieuws op aarde (Jes.43:15). Een geheel nieuwe samenleving; een zichtbare werkelijkheid naar zijn bedoeling.
Hier komt God tot zijn recht door mensen die vervuld zijn met zijn Geest en volharden in eendrachtig samenleven. Hier wordt God geëerd door de kracht van zijn liefde uit de harten van -een menigte- mensen. De apostelen blijven met grote kracht getuigen van de opstanding van Jezus. En de mensen, zijn één van hart én ziel. Niet één van hen zegt dat iets van zijn bezittingen zijn persoonlijk eigendom is. Eigenaars van woningen of grond verkopen dit en brengen de opbrengst naar de apostelen, die het geld naar behoefte onder de gelovigen verdelen. Er is grote genade over allen. Niemand komt te kort. Met grote vrijmoedigheid, ook jegens de tegenstanders, brengen de apostelen de blijde boodschap van het koninkrijk der Hemelen; en zieken worden genezen.
De gemeente -al heel snel 5000 mensen- staat in aanzien bij het volk, terwijl God Zelf hun aantal uitbreidt. (Hand.2: 41-47 en 4: 32-35).
Toch lezen we ook van een vijand die met lede ogen het zuivere werk van God aanziet en ook mee wil doen om zich in te nestelen in de gemeenschap; met alle gevolgen van dien. Dat kan in een mensenhart gebeuren, waarin onderdrukte behoeften aan waardering, eer of aanzien van mensen een rol spelen. Als 2 mensen wil ‘meedoen’ met de anderen en desgevraagd, tevens ontkennen, dat ze een deel van de opbrengst van hun bezit voor zichzelf hebben gehouden, wordt hen dit noodlottig. Petrus doorziet dit en noemt dat ‘bedriegen van de heilige Geest en liegen tegen God.’ (Hand.5:1-11).
In de gemeente van Jezus Christus is het niet alleen “fijn”; het is er ook “menens.” Het gaat er uiteindelijk niet om wat wij doen of geven, maar wie wij zijn voor Gods aangezicht. We laten aan de ons omringende wereld niet zien wat wij kunnen, maar wat een omkeer God in ons leven heeft gebracht. En God zal zelf zijn losgekochten verzamelen en toevoegen aan zijn gemeente. (Jes.11:11 en Hand.3:47).

Lied.
Waar liefde woont, gebiedt de Heer zijn zegen:
daar woont Hij zelf, daar wordt zijn heil verkregen
en ‘t leven tot in eeuwigheid.
(Psalm 133:3).

Kerntekst.
Zij gaven zich eerst aan de Heer en door de wil van God ook aan ons.
(2 Korintiërs 8:5).

Gebed.
Hoe groot bent U, Hemelse Vader. U heeft uw Zoon gezonden, die ons de weg naar uw Vaderhart ontsloten heeft. U zoekt in ons midden te wonen. En ons te betrekken bij uw herscheppingsplan met uw wereld als U zegt: “Zie, Ik maak iets nieuws, een weg in de woestijn, rivieren in de wildernis en het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal mijn lof verkondigen”. (Jes.43:19-21). Vader, we bidden U, schenkt U ons geopende oren en geopende ogen van het hart, opdat wij oog en oor zullen hebben voor de grootheid van uw werken onder ons. Wij zijn immers uw gemeente, uw huis, indien wij de vrijmoedigheid en de hoop waarin wij roemen, tot het einde onverwrikt vasthouden? (Hebr 3:6). Wij eren uw heerlijke naam.