Hanna.

Wat een prachtig verhaal in het eerste boek van Samuel in hoofdstuk 1 en 2. Zo uit het leven gegrepen.
Een mens, een kind van God, in de problemen.
Hanna heeft geen kinderen, terwijl de andere vrouw van haar man Elkana, Peninna geheten, zonen en dochters heeft en Hanna tergt en irriteert omdat de liefde van hun beider man vooral uitgaat naar Hanna. Tijdens een jaarlijks bezoek aan het heiligdom in Silo, in het bergland van Efraïm staat Hanna op, gaat naar het heiligdom waar ook de priester Eli is en stort zij -diep bedroefd- haar hart voor haar Heer uit. “O Heer, vergeet mij niet. Ik ben uw dienaar. Ik smeek U, schenkt U mij een zoon, dan schenk ik hem voor zijn hele leven aan U”. Een jaar later ontvangt zij haar zoon Samuel. “Want ik heb hem aan de Heer gevraagd.” Na enkele jaren vertrouwt ze haar zoon toe aan de priester. En juicht haar hart in een lofzang aan Hem haar Helper, een lofzang, die in meerdere opzichten doet denken aan de lofzang, het magnificat van Maria uit Lucas 1.

Wat bijzonder eigenlijk. De treurnis om het gemis van een zoon wordt omgezet in grote blijdschap voor haar Heer aan wie ze de door Hem ontvangen zoon teruggeeft. God heeft haar niet alleen geholpen door haar kinderwens te vervullen en daarmee haar probleem in het gezin te verzachten.
God doet haar zijn heerlijkheid zien, zijn liefde die alle verstand te boven aan wie Hanna het allerliefste schenkt: haar zoon Samuel Haar tranen worden niet alleen gedroogd, maar haar hele ziel is verrukt over haar Heer. Haar blijdschap is groter dan alle moeiten die zij in haar gezin kan verwachten en die in haar ziel de verheerlijking van haar Maker doet uitzingen.
Ik moet bij dit verhaal steeds denken aan een gelijkenis uit Matt.13: 45 en 46, waar het Koninkrijk der hemelen wordt vergeleken met een koopman die schone parelen zoekt. Als hij een kostbare parel vindt, verkoopt hij alles wat hij heeft en koopt die schat. Om het koninkrijk Gods binnen te gaan.
Wat prachtig, ook voor ons, om te weten dat onze God er niet alleen op uit is onze problemen op te lossen, maar, net als bij Hanna, ons -door moeiten heen-zoekt zijn heerlijkheid te doen ervaren ten koste van zaken die ons in dit leven het zien van Gods grootheid beletten.
Wist u overigens, dat een parel ontstaat door een irritatie, veroorzaakt door een binnengedrongen ongewenst object in een oester, zoals een korreltje zand, waar omheen een parel wordt gevormd?

Kerntekst.
God zal hen, die in het goeddoen volharden, en zo heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven schenken.
(Rom.2:7).

Lied.
Eén ding heb ik gevraagd van de Heer, en dat is al mijn verlangen:
te wonen in het huis van de Heer, iedere dag, iedere dag van mijn leven.

Refrein: Om de liefelijkheid van de Heer te aanschouwen in zijn tempel. (2x)

Want ten dage van dreiging zal Hij mij bij zich doen schuilen.
In ’t verborgene van zijn tent verbergt Hij mij, Hij plaatst mij hoog op een rots.
Refrein.
(Uit psalm 27, van David).

Gebed.
Heer, hoe groot en hoe liefdevol bent U om aan de uwen het allerbeste te geven: dat zij uw heerlijkheid
zien en hen te vullen met uw Geest. U verheft de geringen, zoals Hanna, en zo zoekt U een ieder te verheffen. U schept mensen naar uw beeld en gelijkenis, vanwege uw verlangen, om steeds bij ons te zijn om samen met ons te delen in uw heerlijkheid en glorie. (Lees ook Joh,14:23).